Pijnacker, altijd weer Pijnacker. Een leven in een notendop.

Ik ben geboren op zondag 21 februari 1960 in Pijnacker, gewoon thuis op de Hesselt van Dinterlaan 10 aan het spoor. Een zondagskind. ‘s-Morgens om kwart voor tien, dokter Pardoel moest er voor uit de kerk komen. Op deze zondag nationaliseerde Fidel Castro alle bedrijven op Cuba. Logisch dat ik later een rebel zou worden….

 

Ik was het derde kind in een gezin met uiteindelijk 4 kinderen, vier jongens. Met een moeder, die eigenlijk ambitieus carriere wilde maken binnen de VVV-organisatie, maar – zoals dat ging – gewoon voor de kinderen moest zorgen en een vader, die in de scheepvaart-wereld van Rotterdam stap voor stap carriere maakte. Een vader met Rotterdamse ‘roots’ en een moeder, die haar jeugd in Katwijk door bracht.

Ik was het eerste kind wat in Pijnacker geboren werd, want als je succesvol was in de Rotterdamse regio dan verhuisde je met je gezin naar een buitenplaats rond Rotterdam. Pijnacker zou voor het grootste deel van mijn  leven een ankerplaats zijn. 

Als kleine jongen huppelde ik vrolijk dagelijks over de Goudenregensingel naar de openbare lagere school ‘De Berkenhof’. Gewoon vlakbij. Soms steelde ik een rolletje drop bij de Spar aan de Meidoornsingel. Op school was ik rustig, een beetje teruggetrokken. Gewoon een zesje en weer door naar het volgende jaar.        

Opgroeien aan de Hesselt van Dinterlaan en voetballen op het veld aan de Jasmijnlaan was altijd geweldig. Veel leeftijdgenoten en s’ zomers werden er veel spelletjesdagen georganiseerd in de buurt. Dat er met voetballen zo af en toe een lege fles melk kapot werd geschoten was een detail. Met grote snelheid vlierbessen met een plastic buis tegen de ramen in de buurt blazen was wel de grootste ondeugd die we uit haalden. Nou ja, dat vuurtje bouwen op het lege weiland aan de dr. v.d. Helmlaan liep ook wel een beetje uit de hand. Vroeger moest je dan gewoon veel strafregels schrijven op het politie-bureau en dan was het klaar. Er was nog geen bureau Halt. 

             

Een kleine rustige jongen, die droomde om politie-agent te worden. Daar in het beschermde kleine dorp. 

In de zomer van 1966 sloeg het noodlot toe in mijn jonge leven. Enkele weken zeurde ik mijn moeder aan haar hoofd dat ik buikpijn had. ‘Niet zeuren, gaat wel over’, zo deden we dat in het dorp. Toen ik echt rolde van de pijn over de vloer werd toch maar de dokter gebeld. Ik moest gelijk door naar het Bethel Ziekenhuis in Delft. Daar gingen de artsen ervanuit dat ik een acute blindedarm had. Deze werd er ook vakkundig uitgehaald. Maar ik werd niet beter, maar juist zieker. De artsen begrepen er niets van en toen ik echt doodziek was vertelden zij mijn ouders dat ik de komende nacht waarschijnlijk zou overlijden. Mijn broers mochten afscheid komen nemen. Ik zie ze nog zwaaien voor het raampje van mijn ziekenhuiskamer in Delft. Dr. Verschuyl vroeg toestemming om met groot risico mij nog een keer open te snijden. Mijn ouders stemden toe. Die nacht bleek dat ik geen acute blinde darm had, maar een gat in mijn  dunne darm. Alle etensresten zwierven door mijn buik, met de nodige gevolgen. Dr. Verschuyl zette een stukje plastic in mijn dunne darm en maakte mij zo goed mogelijk schoon. Ik moest vele weken herstellen, maar was door het oog van de naald gekropen.

       

In de jaren zestig groeide het forensendorp Pijnacker sterk. Als kleine jongen speelde ik met mijn vriendjes in de bouw van de woningen van plan Noord I & plan Noord II. Vanuit de nieuwbouw springen naar beneden in een grote berg zand. En natuurlijk zwemmen in het natuur-zwembad met een strenge badlerares. Ik vond het maar niets en huilde tranen met tuiten. 

Thuis met een gezin van zes mensen in een doorzonwoning was het natuurlijk passen en meten. Ik had op zolder het allerkleinste kamertje, alleen een bed paste erin. Maar ik was er dolgelukkig. Ik kon ook genieten – met mijn neus tegen de ruiten – van het tellen van de goederenwagons, die elke nacht langs kwamen over de Hofplein spoorlijn. 

De zomers waren wij meestal te vinden in Noordwijk aan Zee, bij opa en oma in de Hoofdstraat. Dagen zandkastelen bouwen op het strand aan de vloedlijn en dan maar hopen dat we zouden winnen van de zee. Prachtige zomers en mijn liefde voor water, zee en strand is daar ontstaan. Langzaam gingen mijn ouders vaker in de zomer naar het buitenland. Ik vond dat eigenlijk maar niets en bleef liever thuis. Bij opa en oma. Ik was geen wereldreiziger, het dorp was mijn horizon.

In de zomer als kleine jongen met mijn broer Jack mee om s’ morgens vroeg om 06.00 uur tomaten te plukken bij Aad & Daan Haket aan de Blokweg. Voor dag en dauw fietsten wij dwars door de kassen naar ons allereerste baantje. 

In 1970 bouwden mijn ouders een vrijstaande villa aan de toekomstige Europalaan in het dorp. Ik verhuisde van de ene kant naar de andere kant van het dorp en kreeg opeens een grote eigen kamer. In 1972 ging ik naar het Caland Lyceum in Rotterdam Schiebroek, want mijn vader vond dat een echte leerschool een Rotterdamse leerschool was. En zo fietste ik vanaf mijn twaalfde elke dag 12 km heen en 12 km terug naar het Caland Lyceum in Schiebroek. In het voorjaar soms op de terugweg heerlijk in slaap vallen in de weilanden rond Pijnacker. Het leven dobberde door en ik bleef die jongen met een zesje. Met moeite wist mijn moeder mij te handhaven op de Havo, want zoveel leer-talent had ik niet.

In de zomers ging ik op zeilkamp met mijn oude buurjongen Aad en leerde ik zeilen op een 16 kwadraat. Heel Friesland leerde ik kennen en ik werd een echte waterrat. Zeilen was meesterlijk mooi. Door de zeilkampen wilde ik graag een eigen zeilboot en dat mocht alleen samen met mijn broer Jack. We kregen een Flits en werden – na een zware ballotage – lid van de chique watersportvereniging ‘Aegir’ in Hillegersberg. In de jaren zeventig was ik alle zomers daar op het water van de Voorplas in Hillegersberg te vinden. Machtig mooi. Maar ja, Jack wilde varen als het mooi weer was en ik het liefst als het stormde. Op mijn zestiende kreeg ik een lening van mijn vader voor een snelle Laser. Wat was ik trots op mijn eigen boot. Bijna helemaal zelf verdiend. 

Elke zaterdag werkte ik bij Martin Pieterse – de bakker aan de Oostlaan in het dorp – om s’ morgens vroeg brood en krentenbollen te bakken en daarna mee te gaan met het verkopen en bezorgen van  brood door Pijnacker en Oude Leede.  Ik keek er elke week naar uit, zo leuk was dat en ik  verdiende er ook mijn eigen geld mee. Tomaten plukken en brood bezorgen daar verdiende ik in de zomer altijd goed mee. Langzaam vertrouwde bakker Martin Pieterse mij mijn eigen wijk in de zomer toe en kreeg ik weken een bakkers-fiets onder mijn hoede en moest het zelf zien te rooien. Een geweldige leerschool vanaf mijn 14de jaar. 

 

  

Eind jaren zeventig rondde ik de Havo af en startte ik aan de Lerarenopleiding Zuid-West- Nederland in Delft. Ik koos voor de vakken Maatschappijleer en Geschiedenis. Een nieuwe periode brak aan en die begon best zorgeloos.

Maar al snel bleek dat mijn ouders in scheiding lagen en veranderde er veel. Mijn vader werkte al jaren in Teheran [ Iran ] en koos ervoor om bij mijn moeder weg te gaan. Een soort vreemde vecht-scheiding volgde. In mijn ogen liet mijn vader mijn moeder als een baksteen vallen en ik vond het vooral erg dat hij niet voor haar zorgde. Ik zou langdurig het contact met mijn vader verbreken, eigenlijk kwam het nooit meer goed….. Een eeuwige kras op mijn lijf. Sindsdien kan ik niet goed omgaan met onrecht. Zo had het toch wel weer wat goeds.

 

Maar tegelijkertijd had ik geen enkele financiering meer voor mijn studie, vanaf nu zou ik het zelf moeten rooien in het leven. Samen met mijn broer Jack gingen we in Delft op donderdag en zaterdag op de markt werken in de groentekraam van Joost Paap. Lange dagen, hard werken. In de winter stervenskoud, maar enorm leerzaam. En ik werd een ster in hoofdrekenen en leerde verkopen in de kraam op de Delftse markt. Samen met mijn broer zou ik dit lang volhouden. Daarnaast kon ik bij het Delfts Backershuis in de Doelenstraat in Delft een bijbaan krijgen om bijna elke nacht brood te bakken. Ik greep het met beide handen aan, want dat betekende meer dan voldoende inkomen om te studeren. S’nachts in de bakkerij, op donderdag en zaterdag op de markt en overdag geeuwend in de collegebanken. Achteraf vraag ik me af hoe ik dit gedaan heb, maar het ging goed. Van het echte studentenleven kreeg ik weinig mee, maar ik rondde binnen 5 jaar mijn studie af. 

Als derde zoon van het gezin werd ik opgeroepen voor de militaire dienstplicht. Mijn oudere broers hadden de dienstplicht ontlopen en nu was ik aan de beurt. Ik gaf aan dat ik opgeleid wilde worden voor de VN-missie in Libanon. In januari 1985 startte mijn opleiding tot tank-chauffeur. Ik ging van Amersfoort, Roosendaal en Veldhoven uiteindelijk naar Zuidlaren. En daar stond ik klaar om te vertrekken naar Libanon. Vlak voor vertrek besloot het kabinet om geen uitzendingen meer te doen; Libanon was te gevaarlijk geworden. Vanaf dat moment werden wij als super Verkennings-eenheid ingezet bij talrijke oefeningen aan de Oost-Duitse grens. Ja, we zijn het haast vergeten, maar dat was toen onze vijand. 

          

Lange oefeningen in Duitsland, afgewisseld met saaie lange tijden in de kazerne in Zuidlaren. Ik zag er huilende jongens, die wegkwijnden van de heimwee. En ik besloot me bij de vakbond aan te sluiten en werd vakbondsman in de kazerne. Menig soldaat heb ik geholpen om naar huis te gaan. Ik kreeg er zelfs een beetje lol in. 

Begin 1986 kon ik aan de slag in het onderwijs. Een baan als docent bij de 1ste Lagere Technische School van Loosduinen. Een inval baan en er zouden er nog een paar volgen. Ik vond het een geweldige job en ik verdiende opeens een behoorlijke boterham, maar de invalbanen waren altijd voor korte duur. 

Tegelijk met het afzwaaien van mijn militaire diensttijd moest ik ook op zoek naar een huis, want de ouderlijke woning was verkocht. Gelukkig vond ik snel een huis en mijn jongere broer Marc kwam bij mij wonen. Een heel gezellige tijd. Mijn eerste huurflat in Pijnacker kostte 340 gulden per maand.

In het najaar van 1986 kon ik als uitzendkracht aan de slag  bij Ahrend in Rijswijk. Verkoper van schoolmeubilair. Hoe vreemd kan het in het leven lopen. Ik wist toen nog niet dat deze carriere-switch  langdurig zou duren. Ik zou nooit meer los komen van de inrichtings-wereld. 

 

Met een paar collega’s leerde ik wat stappen was in Den Haag [ Queens pub ] en nachten waren we op pad. Mooie tijden. De eerste vriendinnetjes kwamen altijd kort in beeld. Na een goed jaar bleek dat carriere maken bij Ahrend een langdurig proces was en ik was veel te ongeduldig. In 1987 kreeg ik de kans om mee te helpen aan het bouwen van een nieuwe meubilair-afdelingstak van Vroom & Dreesmann Projectinrichting in Rijswijk. Ik ging er vol voor en werkte altijd zes dagen in de week, maar vond het echt geweldig. Een klein commercieel talent was geboren.

   

Een van de taken was maandelijks rapporteren bij de directie in Nijmegen van Vroom & Dreesmann. Dat vond ik altijd leuk en dan zag ik gelijk onze administratieve collega’s in het hoofdkantoor aldaar. Daar werkte Annemieke Engels en ik vond haar gelijk al leuk. Haar zwoele stem aan de telefoon, haar gelach en ik vond haar een prachtige vrouw. In oktober 1988 werden we aan elkaar gekoppeld en gingen een avond uit in Arnhem. Na een heerlijke zoen was het ‘aan’ en dat is altijd zo gebleven. Maar zij woonde daar in Nijmegen en ik hier in Pijnacker.

Maar wederom deed er zich een kans voor in 1989. De oude Toon Lensvelt zag talent in mij en vroeg of ik niet het hele dealerlandschap voor het bedrijf Lensvelt in Breda wilde doen. Ik twijfelde geen moment en ging op het aanbod in. Ik ging niets meer verdienen, maar kreeg een mooie uitdaging.

Vanaf dat moment was ik onderdeel van de Brabantse familie Lensvelt. Een andere wereld ging voor mij open : niet alleen het verkopen, maar ook het op de markt brengen van nieuwe meubilair-concepten. Ik was erdoor gegrepen. Al snel gaven de ouders van Hans Lensvelt aan dat zij met pensioen wilden, voor Hans de kans om het bedrijf over te nemen. Hans vroeg of ik hem wilde steunen en maakte mij op jonge leeftijd commercieel direkteur van het bedrijf. Hij had de creatieve ideeën en ik kende de ‘markt’ en wist jaarlijks de omzet te verdubbelen. Fantastische jaren van 12 uur per dag werken braken aan, maar ook alle grote successen haalden we binnen met de inrichting van het Stadhuis Den Haag van Richard Meier in 1994 als hoogtepunt.   

Maar aan het thuisfront was het ook niet stil. In 1993 werd onze dochter Margot geboren. Het mooiste kind van de wereld en eeuwig mijn oogappel. Te vroeg geboren, maar zo’n juweel in onze armen. We konden ons geluk niet op.  

 

De zondagen waren vaak onze vader-dochter momenten als we samen naar oma gingen in de Vuurtorenflat in Noordwijk aan Zee. Uren kon mijn dochter samen met oma aan het strand scheppen. Ik zag een stralende dochter. En dat is nooit veranderd.

 

De groei van het bedrijf Lensvelt nam grote vormen aan. Op het hoogtepunt in de jaren negentig werkten er bijna 350 medewerkers in de Lensvelt Groep. Ik was van verkoper veranderd in een manager en vaak ook voorzitter van het managementteam. De dagen waren prachtig, maar lang. Het salaris was vorstelijk, maar ik voelde dat ik het niet vol ging houden. In 2001 barstte de bom en nam ik abrupt ontslag, maar bleef nog circa zes maanden om mijn taken aan mijn opvolger over te dragen.

Ik had me voorgenomen om een jaar niets te doen. Te gaan schrijven, want dat vond ik al jaren leuk. Maar na drie weken vrij begon het werken al weer te kriebelen. Een jonge commerciele Paul Vos uit Hilversum vroeg of ik zijn compagnon wilde worden. Ik hapte toe en samen begonnen we PVO Interieur zh BV in Pijnacker, ik als grootaandeelhouder. 1 september 2001 gingen we van start. We hadden niets, een beetje spaargeld, veel lef en nog geen klanten. En toen kwam 11 september 2001 en stortte Twin Towers in New York in. Alles stond op z’n kop, zaken doen was uitgesloten.

Na een paar moeilijke maanden begon het bedrijf te lopen begin 2002 en verdienden we elk jaar een mooie boterham. En ik was opeens weer veel thuis en gewoon bij het gezin. Geen grote ambities, maar mooie projecten doen en vertrouwen opbouwen bij de klanten. De ondernemer in mij was wakker geworden.

Langzaam groeide de omzet van PVO Interieur en van huis uit werken was niet langer een optie. Na lang zoeken kochten we in 2004 de oude panden aan de Westlaan 58 & 60 van het Hoogheemraadschap Delfland [ ooit startte hier drinkwaterleidingbedrijf ‘Tien Gemeenten’ de eerste drinkwatervoorzieningen voor het dorp ]. Na lange en grote verbouwingen was ons kantoor en huis klaar. Mijn droomhuis. Zo hadden we in de tussentijd nog gewoond op het veilingterrein en aan de Koninginnehof 4 in Pijnacker. Zo was het mijn zesde huis in Pijnacker, soms kom je ergens niet weg. 

 

   

In 2007 startte ik naast PVO Interieur het meubel - label ARTMRK. Eigenlijk een soort hobby, ingegeven door mijn passie voor moderne kunst. Daar op de ateliers zag ik de mooiste ideeën en probeerde deze om te zetten naar produkten.

De jaren schoten voorbij. In 2011 stopte mijn compagnon en ik nam de aandelen van hem over. Nu was ik echt helemaal ‘in charge’. Het gezin en bedrijf gingen goed. Mijn dochter deed het geweldig aan de TU Delft met haar studie. Eigenlijk hadden we geen zorgen. Ik begon mooie reizen te maken en zag opeens veel van de wereld. Soms zakelijk, soms prive. Ik reisde naar China, Zuid-Afrika, Zuid-Amerika, het Caraïbisch gebied, USA en Azië. Ik genoot ervan. Het leven was prachtig. 

Op Valentijnsdag 2014 gaf ik de gedichtenbundel ‘Vlinder’ uit, samen met de fotograaf Salvador Pozo. Schrijven was sinds mijn zestiende een mooie vorm om mijn gedachten op papier te zetten. In 1982 had ik als student al de kleine dichtbundel ‘Ei’ eerder uitgegeven. Schrijven is heerlijk om te doen. 

Het leven lachte ons toe. Tot die ene donkere wolk in februari 2016, die aankondigde dat mijn leven flink zou veranderen…..

Op 4 Februari 2016 kreeg ik te horen dat ik prostaatkanker had, die naar buiten was gegroeid. Een week later het definitieve vonnis dat de kankercellen zich in mijn botten hadden genesteld. 

 

       

 

Ongeneeslijk ziek. Ik beloofde mijn lieve gezin om er alles aan te doen om zolang mogelijk in hun buurt te zijn. In februari 2016 begon mijn zoektocht en strijd tegen kanker. Opgeven heeft nog nooit in mijn woordenboek gestaan. Positief en vol zelfvertrouwen gaan wij er tegenaan en zijn blij met een lieve dierbare vriendenkring om ons heen.

 

Nawoord : Vat een leven maar eens kort en krachtig samen op papier. Niet te doen kan ik u vertellen. Er zijn zoveel verhalen, herinneringen en bijzondere momenten van geluk en verdriet. Zoveel liefde, vriendschap en geluk om ons heen. Elke dag weer opnieuw. 

 

Fred Guurink. Mei 2016